Onvoltooid verleden

Nr. 27, lente 2023

In het herdenkingsjaar van het Nederlandse koloniale verleden laat het Haags Historisch Museum de band van Den Haag met deze geschiedenis zien. Die heeft ook de stad van vandaag gevormd.

Door Marchien den Hertog en Valerie Veenvliet

Ons koloniale verleden werkt nog steeds door – in voormalige koloniën als Indonesië en Suriname, in de zes Caribische eilanden die nog tot het Koninkrijk der Nederlanden behoren én in Nederland. Als regeringsstad had Den Haag een bepalende rol in het koloniale systeem. Hier werden belangrijke besluiten genomen, met ingrijpende gevolgen voor de koloniën en voor Nederland.

Wie door de stad loopt, komt sporen van dit verleden tegen. Denk aan gebouwen van het parlement, het voormalige ministerie van Koloniën, de vele Indische en Surinaamse restaurants en straatnamen in het Bezuidenhout en de Archipelbuurt. Ook de samenstelling van de Haagse bevolking maakt de geschiedenis zichtbaar.

In de zeventiende en achttiende eeuw was Nederland een republiek. Het koloniale beleid werd overgelaten aan ondernemingen als de Vereenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) en de West-Indische Compagnie (WIC). De macht in de koloniën lag bij gouverneurs. In 1813 werd Nederland een Koninkrijk en ging de koning zelf het koloniale beleid bepalen. In 1848 nam het parlement die verantwoordelijkheid over. Voortaan werd het beleid uitgestippeld op het ministerie van Koloniën.

In Den Haag zat de landelijke regering en de gemeenteraad. Heel lang bestond het bestuur op beide niveaus uit een kleine groep mannen met veel geld. Deze mannen besloten ook over het koloniale beleid: over het veroveren van nieuwe gebieden, over slavenhandel en de behandeling van tot slaaf gemaakte mensen, over oorlogsvoering en het neerslaan van verzet, over contractarbeid en nog veel meer. Haagse bestuurders namen besluiten over mensen die duizenden kilometers ver weg leefden. Hun macht ging ver.

Veel landelijke en stadsbestuurders hadden directe of indirecte belangen bij de koloniën. Denk hierbij aan aandelen in de compagnieën en handelsondernemingen of het bezit van een plantage. De bestuurlijk elite beschermde deze koloniale activiteiten: er moest immers zoveel mogelijk geld worden verdiend in de koloniën, voor het land en voor henzelf.

Het Haags Historisch Museum staat met een tentoonstelling stil bij de betrokkenheid van Den Haag bij het koloniale verleden. Het museum laat een aantal duo’s zien uit deze koloniale periode: van bestuurders en de mensen die destijds de gevolgen van hun besluiten voelden en daarop reageerden. Samen tonen hun verhalen de invloed van het koloniale beleid.

In Haagse Historie stellen we in ieder nummer van dit herdenkingsjaar zo’n duo voor. We beginnen met Godert Van der Capellen en prins Diponegoro, die tegenover elkaar stonden in de Java Oorlog.

*

1873 herdacht

In 2023 herdenken we het Nederlandse koloniale verleden. De slavernij is in 1863 officieel afgeschaft in Suriname en op de Caribische eilanden, in Nederlands-Indië drie jaar eerder Maar in Suriname moesten veel tot slaaf gemaakten nog tien jaar lang doorwerken. Daarom is het pas in 2023 150 jaar geleden dat er daadwerkelijk een einde kwam aan de slavernij. Tegelijkertijd is 1873 het jaar waarin de eerste Hindoestaanse contractarbeiders naar Suriname werden gehaald, die het werk op de plantages moesten overnemen. Later werden er ook Javanen naar Suriname gebracht.

*

Een ministerie van Koloniën

‘De koning heeft bij uitsluiting het opperbestuur over de volksplantingen en bezittingen van het Rijk in andere werelddelen.’ Dat staat in de grondwet van 1815 van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. De nieuwe koning Willem I is dus opperbestuurder van de koloniën zonder hiervoor verantwoording af te hoeven leggen aan de Staten-Generaal.

Voor Willem zijn de koloniën er ten behoeve van het moederland. Vooral Nederlands-Indië wordt gezien als puur wingewest dat financiële middelen voor Nederland op moet leveren.

Het beleid wordt ook bepaald en uitgevoerd door het Ministerie van Koloniën, in 1806 opgericht naar Frans voorbeeld. Het koloniaal gezag beschikt over een eigen krijgsmacht, vooral het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger.

Van 1829 tot 1860 is het gevestigd in het Huygenshuis. Maar in 1860 wordt speciaal voor het ministerie een eigen gebouw ontworpen. De eerste etage wordt ingericht als bel-etage, de mooiste verdieping. Daar zitten de hoogste ambtenaren en de minister van Koloniën zelf. De minister heeft het beste uitzicht, zijn kamer kijkt uit over het plein en op het Mauritshuis. Vanaf 1945 verandert de naam van het ministerie meerdere malen en wordt het niet meer het ministerie van Koloniën genoemd. In 1959, na de dekolonisatie, houdt het op te bestaan als zelfstandig ministerie.

Godart Alexander Gerard Philip baron van der Capellen. Schilderij door Cornelis Kruseman. Foto: Rijksmuseum Amsterdam

DE GOUVERNEUR-GENERAAL

Godert van der Capellen

Godert Alexander Gerard Philip van der Capellen wordt op 15 december 1778 geboren in Utrecht. Zijn vader Alexander is kolonel der cavalerie, maar overlijdt als Godert nog heel jong is. De familie Van der Capellen is een oud adellijk geslacht dat terug gaat tot in de veertiende eeuw. Godert trouwt in 1803 met Jacoba Elisabeth barones van Tuyll van Serooskerken. Hun huwelijk blijft kinderloos.

In datzelfde jaar rondt hij zijn studie rechten in Utrecht af en gaat aan de slag als ambtenaar. Zijn carrière ontwikkelt zich snel. In augustus 1805 wordt hij lid van de Raad van Financiën in Utrecht. In 1808 benoemt Lodewijk Napoleon hem tot staatsraad en het jaar daarop schopt Godert het tot Minister van Binnenlandse Zaken en Eredienst.

Van der Capellen staat op goede voet met Lodewijk. De Republiek wordt in 1806 door de Fransen omgezet in het Koninkrijk Holland. Lodewijk Napoleon wordt de eerste koning van het kersverse koninkrijk. Lang duurt dat niet, want in 1810 schuift Napoleon zijn broer aan de kant als hij het koninkrijk inlijft bij het Franse keizerrijk.

Van der Capellen weigert om onder Napoleon een publieke functie te bekleden. Hij kiest er zelfs voor om met de afgetreden Lodewijk Napoleon mee te reizen naar Graz in Oostenrijk, buiten het machtsgebied van diens broer. Van der Capellen verblijft er bijna een jaar. Als Napoleon in 1813 bij de slag van Leipzig wordt verslagen en zich terugtrekt uit Nederland, krijgt ons land een Nederlandse koning, Willem I.

Hierop besluit Van der Capellen terug te gaan naar zijn geboorteland. In 1814 is hij korte periode secretaris van Staat voor Koophandel en Koloniën. Dat moet goed zijn bevallen, want in 1815 wordt hij benoemd tot Gouverneur-Generaal van Nederlands-Indië.

Tijdens de Bataafs-Franse periode gebeurt er ook veel in de kolonie. Vanuit Engeland schrijft de uit Holland gevluchte stadhouder Willem V brieven waarin hij oproept tot opstand tegen de Fransen. Hij beveelt de gouverneurs de gebieden over te dragen aan de Engelsen, zodat deze niet in Franse handen vallen.

Maar ook Napoleon ziet een strategisch belang in de kolonie. In 1808 gaat zijn trouwe volgeling Herman Willem Daendels naar Indië om het onder Franse controle te krijgen. Daendels blijft drie jaar en weet ingrijpende hervormingen door te voeren. Hij maakt werk van de centralisering van het bestuur, waarbij de meeste macht bij de Gouverneur-Generaal komt te liggen.

Bij de lokale vorsten is Daendels niet geliefd; hij gaat resoluut te werk zonder rekening te houden met bestaande verhoudingen en gebruiken. Een van zijn grootste projecten is de aanleg van de nieuwe Grote Postweg. Die loopt van het westen naar het oosten op Java, en verkort de reistijd over het eiland enorm. Bij de aanleg ervan sterven duizenden Javanen door het harde werk.

De weg komt er om zo snel mogelijk legertroepen te kunnen verplaatsen en zo Java te kunnen verdedigen tegen een aanval van de Engelsen. De manier waarop hij wordt aangelegd laat goed zien hoe dit nieuwe koloniale bestuur zich opstelt tegenover de lokale adel en vorsten. De postweg snijdt dwars door hun gebieden. Bovendien worden Javanen verplicht te buigen als een Europese gezagsdrager ze op de weg passeert.

Vanaf 1795 probeert Engeland stelselmatig de Franse en Nederlandse bezittingen in de Indische archipel in bezit te krijgen. In 1811 is het zo ver: het Britse leger valt Java binnen, Nederland capituleert na anderhalve maand. Vanaf dit moment is de Engelse Thomas Stamford Raffles de koloniale gezaghebber in Indië.

Op grote lijnen zet hij het beleid van Daendels voort en probeert zoveel mogelijk gebieden onder zijn directe bestuurlijke controle te krijgen. In juni 1812 zet hij daarbij een nog niet eerder vertoonde stap: hij belegert het paleis in Yogyakarta van sultan Hamengkubuwono II, die in zijn ogen ongehoorzaam is. Het laat zien hoe de Javaanse vorsten met harde hand worden onderworpen aan het nieuwe centrale bestuur. De Javaanse adel, tot voor kort gelijkwaardige (handels)partners, moet steeds meer macht inleveren. Ze raakt verdeeld in voor- en tegenstanders van de Nederlanders.

Zo treft Godert van der Capellen Java aan als hij in 1816 na een lange zeereis aan land gaat. Groot-Brittannië en Nederland zijn overeengekomen dat de Indische gebieden weer worden overgedragen. Na enig tegenwerken neemt Van der Capellen het stokje over van de Britse gouverneur. Om het land beter te leren kennen maakt hij meerdere reizen op Java.

Van der Capellen heeft van koning Willem I de opdracht gekregen het gezag in Indië te herstellen en te zorgen dat het land inkomsten genereert voor Nederland.

Die taak blijkt een grote uitdaging. In de Bataafse periode is de infrastructuur verwaarloosd. Op veel eilanden in Nederlands-Indië vinden opstanden plaats, die met dure oorlogen worden neergeslagen. Veel geld gaat er voorlopig niet naar het moederland.

De gouverneur is een christelijk man die gelooft in vooruitgang en liberale politiek. Hij trekt zich ook het lot van de gewone Indonesiër aan. Een maatregel die hij inzet om de lokale bevolking te beschermen leidt tot veel onvrede. Javaanse vorsten verpachten grote gebieden aan Europeanen en Chinezen. In 1823 trekt Van der Capellen deze landverhuurcontracten in. Met de afschaffing lopen de vorsten grote inkomsten mis en ze worden niet gecompenseerd.

Bovendien wordt de bevolking onrustig door aanhoudende droogte en een aantal misoogsten. Ook staat het Nederlandse gouvernement toe dat tolpoorten op de Javaanse wegen beheerd worden door Chinezen. Dit gaat ten laste van lokale Javaanse boeren, terwijl het gouvernement eraan verdient. Al deze onrust zorgt ervoor dat in zijn laatste jaar als gouverneur-generaal de grootste opstand uit Van der Capellens carrière uitbreekt: de Java Oorlog, onder leiding van de Javaanse prins Diponegoro.

Zijn besluiten hebben de oorlog veroorzaakt, maar Van der Capellen maakt het verloop niet uit eerste hand mee. Zijn grootste opdracht was de kolonie rendabel maken, maar zijn bestuur heeft, juist veel geld gekost. Eind 1825 roept koning Willem 1 hem terug naar Nederland. Op 1 januari 1826 treedt Van der Capellen af als Gouverneur-Generaal en stapt hij op de boot. KNIL commandant Hendrikus Merkus De Kock neemt zijn functie waar tot Van der Capellens opvolger arriveert.

Van der Capellen krijgt in Nederland geen hartelijk welkom. Hij wordt verantwoordelijk gehouden voor de tegenvallende prestaties in Indië. Toch worden hem in de daaropvolgende jaren weer politieke functies aangeboden. Zo vertrekt hij in 1840 om de troonswisseling bekend te maken in Engeland, en wordt hij in datzelfde jaar Minister van Staat. In 1848 sterft van der Capellen op zijn landgoed Vollenhoven in De Bilt – vermoedelijk door een hersenvliesontsteking, waardoor hij zo krankzinnig wordt dat hij een einde aan zijn leven maakt.

Portret van prins Diponegoro. Tekening uit 1830 door C. C. A. Last naar Adriaan Bik. Foto: Rijksmuseum Amsterdam

DE OPSTANDELING

Prins Diponegoro

Prins Diponegoro wordt op 11 november 1785 geboren als Raden Mas Ontowiryo, de zoon van sultan Hamengku Buwono III. Hij groeit op aan het hof van Yogyakarta – zijn moeder van Diponegoro is een bijvrouw. Als zijn vader in 1814 overlijdt, wordt Diponegoro’s jongere halfbroertje gekozen als nieuwe Sultan, een besluit van Godert van der Capellen. Bovendien stelt hij Diponegoro aan als voogd, wat deze ziet als een belediging.

Diponegoro raakt steeds meer gefrustreerd over de koers van het Nederlandse koloniale bestuur. Zijn eigen familie gaat hier naar zijn mening te veel in mee. Naast de neerbuigende houding van de Nederlanders naar de bevolking en hun minachting voor de Javaanse cultuur hekelt hij het misbruik van Javaanse vrouwen door Europese mannen. Bovendien zorgt het besluit van Van der Capellen om de landverhuurcontracten op te zeggen en de aanleg van een nieuwe postweg dwars door het landgoed van Diponegoro voor veel boosheid van zijn kant.

Zoals veel Javanen is Diponegoro geïnspireerd door de Javaanse mystiek en de islam. Hierin vind hij bezieling en uiteindelijk ook zijn lotsbestemming. In de jaren na de benoeming van zijn halfbroertje trekt hij zich steeds meer terug op zijn landgoed Tegal Redjo en stort zich hier op het geloof. Hier ontdekt hij zijn roeping: als redder van het Javaanse volk en als rechtvaardig vorst hij een einde maken aan de inmenging van het Nederlandse koloniale gezag, de christenen verdrijven en de uitbuiting van de Javaanse bevolking stopzetten.

De politieke en economische omstandigheden op Java, zijn persoonlijke frustratie en zijn nieuwe heilige roeping zorgen er voor dat prins Diponegoro in 1825 in opstand komt tegen het Nederlandse koloniaal bestuur én tegen zijn eigen familie aan het hof van Yogyakarta. Als hij de bevolking oproept om zich achter hem te scharen, geven duizenden Javanen hieraan gehoor. Ze zijn jarenlang gebukt gegaan onder de economische druk van het Nederlandse bestuur én verplichtingen richting de Javaanse vorsten. Bovendien zijn ook zij de minachting van de Europese bestuurders zat.

Vanwege de groeiende onrust geeft Van der Capellen in 1825 opdracht om Diponegoro gevangen te nemen. Vanuit zijn landgoed Tegal Redjo weet deze maar net te ontkomen aan de Nederlandse troepen. Deze en latere ontsnappingen, telkens op het nippertje, zorgen ervoor dat Diponegoro een mythische status onder de Javaanse bevolking krijgt.

In de eerste jaren van de Java Oorlog heeft de prins de overhand. De Nederlanders wordt meerdere malen verslagen. Diponegoro heeft meer soldaten, maar het Nederlandse leger is professioneler en getrainder. Daarom verandert hij zijn strategie. Hij trekt zich terug in moeilijk begaanbaar gebied, waar de Javanen zich beter kunnen verplaatsen dan de Hollandse troepen. Hier wordt de strijd voortgezet als een guerrillaoorlog.

Pas in 1827 verandert dit: dan krijgt het Koninklijk Nederlands Indisch Leger onder leiding van de beruchte commandant De Kock de overhand. In dat jaar verandert De Kock van strategie. Hij bouwt bentengs in de gebieden die onder Nederlandse controle staan, forten die bestand zijn tegen de aanvallen van het leger van Diponegoro. Het zorgt voor een kantelpunt in de Java Oorlog.

Het KNIL wint steeds meer terrein. Eind 1827 zijn de gebieden die Diponegoro onder controle heeft sterk terug gebracht. Gelijktijdig worden pogingen gedaan om te onderhandelen, maar dat loopt steeds stuk. Diponegoro’s aanhang wordt steeds kleiner. In 1829 lopen twee van zijn meest trouwe bondgenoten over naar Nederlandse zijde.

Eind maart 1830 wordt besloten om opnieuw te onderhandelen, in Magelang. Prins Diponegoro wordt een vrijgeleide beloofd: hij zal niet opgepakt worden, hoe de onderhandelingen ook aflopen. Met deze belofte op zak rijdt de prins met zijn resterende troepen naar Magelang. En aanvankelijk wordt aan zijn eisen voldaan: er wordt niet onderhandeld zolang er gevast wordt, en het gouvernement voorziet de troepen van alles wat noodzakelijk is. Maar als hij op 28 maart aankomt bij de residentie voor een nieuwe ronde gesprekken wordt Diponegoro plotseling gearresteerd door Nederlandse troepen onder leiding van De Kock.

De prins wordt na ondervragingen in Batavia verbannen van Java. Na verschillende banningsoorden strijkt hij uiteindelijk – verplicht – neer in Makassar in het zuiden van het eiland Sulawesi. Zijn vrouw en kinderen wonen bij hem en hij brengt zijn dagen schrijvend door. Zijn grote levenswerk wordt de Babad Diponegoro, waarin hij zijn levensgeschiedenis optekent, waarschijnlijk de eerste autobiografie in de Indonesische geschiedenis. Een vroege Nederlandse kopie is te zien op de tentoonstelling in het museum.

Diponegoro sterft op 8 januari 1855, nog steeds in ballingschap. Al tijdens zijn leven groeit hij uit tot een grote mythische held in Java en later in heel Indonesië. Na het uitroepen van de onafhankelijkheid wordt hij de eerste Pahlawan Nasional Indonesie: nationale held van Indonesië.

De aankomst van Diponegoro in Magelan. Prent uit 1835 door Wilhelmus van Groenewoud naar François Vincent Henri Antoine de Stuers. Foto: Rijksmuseum Amsterdam

De bestuurder en de prins

Van der Capellen en Diponegoro stonden in de Java-Oorlog tegenover elkaar, maar hun oppositie is niet zo zwart wit als deze op het eerste gezicht lijkt. De gouverneur was oprecht betrokken bij het lot van de inlandse bevolking en stond niet achter de overtuiging van Willem I dat Nederlands Indië er enkel was om geld te genereren ten behoeve van het moederland. Maar door zijn pogingen en die van zijn voorgangers om het gezag over de kolonie te centraliseren, raakten ze in conflict met de lokale vorsten. De Nederlanders hadden weinig oog voor de rituelen, codes en tradities van de Javaanse hoven.

Diponegoro wilde de morele orde herstellen. Hij gebruikte de islam om de onderlinge conflicten en verschillen tussen de Javaanse vorsten te overbruggen. Hoewel hij op wilde komen voor het lot van de Javaanse bevolking, zorgde dat op korte termijn voor het tegenovergestelde effect. De Java oorlog, die vijf jaar duurde, leidde naast grote financiële verliezen voor Nederland ook tot enorme hongersnoden onder de Javaanse bevolking, omdat de oogsten werden verwoest.

Vermoedelijk vielen er aan Nederlandse zijde zo’n 15.000 slachtoffers, er waren bijna 200.000 doden aan Javaanse kant. De oorlog maakte Koning Willem I duidelijk hoe wankel de Nederlandse macht in de archipel was. De opstand van Diponegoro tegen het Nederlandse gezag was na zijn dood voor veel mensen een inspiratie in het verzet tegen de kolonisator.

Van der Capellens opvolger in Nederlands-Indië, Johannes van den Bosch, sloeg direct een andere koers in. De Java Oorlog had hem geleerd dat tegenwerkende regenten funest zijn voor de macht van het gouvernement. Daarom draaide hij de centralisatie grotendeel terug en gaf lokale vorsten weer veel zeggenschap binnen het bestuur.

Maar Van den Bosch werd vooral bekend door zijn oplossing voor de financiële verliezen van de Java Oorlog: in 1830 voerde hij op Java het beruchte Cultuurstelsel in. Dat leidde tot veel winst voor Nederland, maar is een ramp voor de lokale bevolking.

De onderwerping van prins Diponegoro aan luitenant-generaal baron de Kock door Nicolaas Pieneman uit 1830.
Rijksmuseum Amsterdam
De gevangenneming van prins Diponegoro door Raden Saleh uit 1857. Presidentieel Paleis Indonesië

Gelijke hoogte of een tree lager

Twee schilderijen verbeelden dezelfde gebeurtenis: de voor hem onverwachte arrestatie van Diponegoro. Maar de schilders belichten de gebeurtenis vanuit een ander perspectief. Op het schilderij van Nicolaas Pieneman staat Diponegoro een trede lager dan De Kock. Vermoedelijk wil de schilder de laatste zo superioriteit geven. De titel van het schilderij spreekt over ‘onderwerping’ en laat onvermeld dat Diponegoro onder valse voorwendselen naar het overleg is gelokt en wordt verraden. Pieneman maakt dit schilderij vermoedelijk als herinnering aan wat De Kock als zijn grootste militaire overwinning beschouwde. De opdracht voor het schilderij van Pieneman kwam van De Kock zelf.

De Javaanse schilder Raden Saleh bewijst juist meer eer aan Diponegoro. Hij laat zien dat Diponegoro verontwaardigd is. Hij en legercommandant De Kock staan daarbij op gelijke hoogte.

Hoofdfoto: Een laat negentiende-eeuwse tekening door een anonieme Javaanse artiest verbeeldt Diponegoro ‘in vrede met zichzelf voordat hij in oorlog gaat met de Nederlanders’. (Foto: Bijzondere collecties Leiden)

Facebook
Twitter
LinkedIn

Het lentenummer is verschenen!

Dit nummer is verkrijgbaar in de Haagse boekhandels en tijdschriftenwinkels voor € 7,50 per exemplaar. Wil je geen uitgave missen, neem dan een abonnement en ontvang vier nummers voor € 31,50.
Nieuw nummer
Sluit Menu