‘In Nederland zijn we geneigd te denken dat oorlog ons niet overkomt’
‘Het Joegoslaviëtribunaal staat iedere Bosniak op het netvlies gegrift’
‘Nederland is medeverantwoordelijk voor de laatste genocide in Europa’
Door Janna Toepoel
‘Maak van het Joegoslaviëtribunaal een museum’
Afgelopen mei deed een rechter de laatste uitspraak in het Joegoslaviëtribunaal. Het is nog niet bekend wat er gaat gebeuren met het gebouw waar negentig oorlogsmisdadigers werden veroordeeld. Srebrenica-overlevende Alma Mustafić (42) pleit ervoor er een museum van te maken. ‘Een van de weinige plekken waar je de genocide nog kan zien is het Joegoslaviëtribunaal, hier in Den Haag.’
Op dinsdag 11 juli 2023, precies 28 jaar na de genocide in Srebrenica, komt de Nederlands-Bosnische gemeenschap samen op het Lange Voorhout. Het is een gemêleerd gezelschap: gezinnen met kinderwagens en Bosnische vlaggen om de schouders; genocide-overlevenden in witte T-shirts met de tekst ‘Never forget Srebrenica’; een handvol Dutchbatters – sommigen in uniform, anderen in spijkerbroek, de militaire onderscheidingen op het overhemd gespeld.
Bosnisch en Nederlands klinkt door elkaar. Mensen omhelzen, halen herinneringen op en wisselen verhalen uit. Verhalen over ’s nachts tien keer je bed uitkomen om te checken of het raam wel echt op slot zit. Verhalen over vermoorde echtgenoten, broers, neven en buurjongens. Over een DNA-test moeten doen om erachter te komen of dat ene lichaam in het massagraf inderdaad je vader is.
Maar er wordt ook gesproken over Bosnische worstenbroodjes die in Nederland niet te krijgen zijn. Een vrouw met een kleurige hoofddoek deelt zelfgebakken koekjes uit; mensen vragen het recept en noteren ingrediënten in telefoons en zakagenda’s.
Temidden van deze drukte is Mustafić constant in beweging. Ze schudt handen, wisselt begroetingen uit, stelt mensen aan elkaar voor. Als een uur na de plechtigheid de meeste mensen weer naar huis zijn, zit zij nog na te praten op het terras. De volgende ochtend verschijnt ze desondanks alweer vroeg achter de computer. Ze zit in de woonkamer van haar huis in Utrecht; op de achtergrond klinken de geluiden van een jong gezin dat zich klaarmaakt voor de dag.
Hoe gaat het?
‘Het is altijd best wel veel, zo’n herdenking. In je hoofd ben je bezig met van alles en nog wat. Oude herinneringen komen bovendrijven. Ik ben ook benieuwd: hoe vond jij het?’
Ik vond het mooi. Het was bijzonder om als gast bij jullie herdenking aanwezig te zijn.
Mustafić knikt. ‘11 juli is altijd een moeilijke dag, maar het is goed om hem samen mee te maken.’
U bent geboren in Srebrenica.
‘Ja. Als mensen vragen wie ik ben, antwoord ik: Ik draag de naam Alma Mustafić en ik kom uit een land dat niet meer bestaat. Ik heb alles bewust meegemaakt. Toen de agressie in Bosnië begon was ik elf jaar oud; ik was veertien tijdens de val van Srebrenica. Ik werd gedwongen om snel volwassen te worden. Op het moment dat je beschoten wordt, houd je op met kind te zijn.’
Hoe was het om daar op te groeien?
‘Voor de oorlog bestond er nauwelijks verschil tussen Serviërs en Bosniërs. We deden alles samen. We vierden zowel Suikerfeest als Kerstmis met onze Servische vrienden. Als kind kon ik niet eens een priester van een imam onderscheiden. Voor mij was het één pot nat.’
Hoe wordt zo’n samenleving het toneel van genocide?
‘Geweld is er nooit plotseling. Het probleem is dat wij niet leren om de eerste tekenen te herkennen. Ik had een vriendinnetje met wie ik elke dag samen naar school liep. Op een dag vroeg ze opeens aan mij: “Wat ben je?” Daar had ik nog nooit bij stilgestaan. Ik wist het ook niet zo goed. We waren toch allemaal Joegoslaven?
Maar mijn vriendinnetje zei: “Nee, dat bedoel ik niet. Wat ben je écht?” Ze bonkte met haar vuist hard op de borst, en zei: “Ík ben een Servische.” Dat trotse nationalistische gevoel, de idioterie daarvan, werd plotseling zichtbaar. Ze voelde zich superieur. En dan ben je negen jaar oud.
Waarom stelt een 8-jarig kind zo’n vraag? Dat is het resultaat van jarenlange indoctrinatie. De ideologie van een Groot-Servië – het idee dat Serven recht hebben op een eigen land waarin geen plek is voor niet-Serven – werd al sinds de jaren tachtig verspreid. Documentaires, films en boeken bleven herhalen hoe veel Serviërs in de Tweede Wereldoorlog op beestachtige wijze waren vermoord door het Kroatische regime. De boodschap die gegeven werd was steeds hetzelfde: “Als we niet oppassen gebeurt dat weer. We moeten onszelf verdedigen.” Het uitroeien van “de ander” werd zo verkocht als zelfverdediging.’
Zagen jullie de oorlog aankomen?
‘Achteraf waren er genoeg signalen, maar we namen de ideologie van Groot-Servië niet serieus. De nationalisten waren in de minderheid; hun ideeën zouden nooit tussen ons en onze vrienden kunnen komen. Op de vooravond van de oorlog vertrokken Servische gezinnen uit Srebrenica. Alleen de mannen kwamen terug, in legeruniform. Dat had natuurlijk een teken moeten zijn. Je brengt niet je vrouw en kinderen weg als je niet van plan bent om het gebied in een slagveld te veranderen. Maar we wilden het niet weten.
Zelfs toen het Joegoslavische leger kwam – alleen Joegoslavisch in naam; alle niet-Serven waren ontslagen – geloofden we niet dat er oorlog zou komen. De soldaten namen overal posities in. Er werd gezegd dat het een oefening was. En dat geloof je dan. Je gelooft het allemaal, want alles is beter dan erkennen dat er oorlog komt.’
Mustafić zwijgt even en vervolgt: ‘“Wat ben jij?” Die vraag werd steeds belangrijker. De politiek speelde daar een grote rol in. Nationalistische politici zwengelden het wij-zij-denken aan.’ Ze werpt een doordringende blik in de camera. ‘En dit gaat niet alleen over Bosnië hè. Dit is niet iets uit het verleden.
Precies dezelfde signalen kon ik herkennen voordat de oorlog in Oekraïne uitbrak. Toen het Russische leger zich opstelde bij de grens van Oekraïne werd ook gezegd dat het om een oefening ging. Net als destijds in Srebrenica. Maar dan zet je de tv aan en dan zie je nota bene een Nederlandse generaal zeggen: “Wij weten nog niet zeker of er oorlog komt.” Wat voor flutgeneraal ben je dan? Als je dat op zo’n moment nog niet zeker weet!’
De geschiedenis herhaalt zich?
‘Absoluut, en daarom moeten we leren die eerste fase van genocide te herkennen. Wanneer ontstaan vanuit onschuldig wij-zij-denken, bijvoorbeeld in een voetbalstadion, ideeën over superioriteit? Hoe herken je de discriminatie die daar weer uit voortkomt? Dit lijken kleine dingen, maar het zijn allemaal stapjes die kunnen leiden tot geweld.
Hier in het westen worden we pas wakker wanneer er daadwerkelijk een volk wordt uitgeroeid. Dan roept iedereen: “Oh, we moeten iets doen!” Maar op het moment dat de oorlog al is uitgebroken, heb je zwaar geschut nodig. Hoe eerder je de signalen herkent, hoe effectiever je kan ingrijpen.’
Nu zien we die signalen niet?
‘Niet voldoende. Daarom zou het zo mooi zijn om van het Joegoslaviëtribunaal een museum te maken waar we kunnen leren van de geschiedenis. Hoe heeft het kunnen gebeuren dat in 1991-’92 in hartje Europa concentratiekampen werden opgericht? Welke ideologie heeft daartoe geleid? In Nederland zijn we geneigd te denken dat oorlog ons niet overkomt.
Maar weet je wie dat ook dachten? De Syriërs. De Oekraïners. Wij, in Joegoslavië. Juist in Nederland, in onze multiculturele samenleving, is het belangrijk dat we alert zijn op de eerste tekenen van oorlog en geweld. Daarom hebben we hier een vredesmuseum nodig.’
Denkt u dat in Nederland ook genocide plaats kan vinden?
‘Natuurlijk. In Joegoslavië leefden we samen. In Nederland niet. Wij leven hier volstrekt langs elkaar heen. Wij vieren geen kerst met Marokkanen en Turken. Ik ken weinig mensen die met Suikerfeest autochtone, witte Nederlanders uitnodigen. En andersom net zo. Als kind wist ik niet eens welk feest voor christenen was en welk feest voor moslims. Nationalistische politiek, polarisatie, discriminatie en oorlogspropaganda hebben de Joegoslavische samenleving in een paar jaar zo vergiftigd dat er een genocide plaatsvond. Als zoiets daar kan gebeuren, kan het hier zeker.’
U wilt het Joegoslaviëtribunaal omvormen tot vredesmuseum. Waarom per se daar?
‘Op de Bosnische televisie werd bijna dertig jaar lang live verslag gedaan van het Joegoslaviëtribunaal, en altijd kwam dat gebouw in beeld. Het staat iedere Bosniër op het netvlies gegrift. Voor elk proces kwamen we daar samen; de genocide-overlevenden, journalisten, wetenschappers… Op het plein voor het gebouw wachtten we op de uitspraak. Er is daar echt een community ontstaan van mensen die zich verbonden voelen met het Joegoslaviëtribunaal. Elk nieuw proces was voor ons ook een soort reünie.’
Stond u daar ook?
‘Ik was student en volgde de processen intensief. Soms stond ik bij het gebouw, soms keek ik live mee via de Bosnische televisie. Als ik naar college moest, las ik thuis de transcripten terug, vaak tot twee uur ’s nachts. Zo zag mijn leven eruit. Overdag studeren en ’s avonds teruglezen wat er die dag gezegd was tijdens het Joegoslaviëtribunaal.’
Er valt een korte stilte. ‘Zo ben ik er achter gekomen dat mijn vader dood is. Lezend in een transcript. Het was de getuigenis van een genocide-overlever. Hij was op dezelfde plek aan de kant gezet als mijn vader. Die man beschrijft van minuut tot minuut wat er gebeurd is. Hoe ze werden vastgehouden in het schoolgebouw. Hoe ze werden gemarteld. Aan het eind van zijn getuigenis vraagt de rechter aan hem – het was in het Engels – “Did you recognize any of the dead bodies” En hij zei: “Ja. Mijn buurman Rizo.” Mijn vader.
Op dat moment werd het werkelijkheid. Het was tien jaar na de genocide, maar toen pas besefte ik: hij is dood. Iemand heeft hem dood gezien.’
Stilte. ‘Dat is voor mij ook waar dat gebouw voor staat.’
Voor de Bosnische gemeenschap heeft het gebouw emotionele waarde.
‘Emotionele en historische waarde. Het Joegoslaviëtribunaal heeft ons onwijs veel gebracht, maar ook gekost. We hebben er in geïnvesteerd. In dat gebouw zit zoveel sociaal kapitaal, zoveel moeite, gedaan door zoveel mensen, om de daders te straffen. Gaan we dat allemaal weggooien?
Dat is gebeurd in voormalig Joegoslavië. Daar is alle geschiedenis overgeverfd. Massa-executieplaatsen zijn maisvelden geworden. Gebouwen waar mensen werden gemarteld worden gebruikt als kantoor. Een van de weinige plekken waar je de genocide nog kan zien is het Joegoslaviëtribunaal, hier in Den Haag.’
Hoort het museum thuis in Den Haag?
‘Het museum hoort thuis in Den Haag en het museum hoort thuis in Nederland. Den Haag profileert zich als stad van vrede en rechtvaardigheid. De misdadigers van de Srebrenica-genocide hebben hier hun veroordeling aangehoord. Wij Nederlanders zijn medeverantwoordelijk voor de laatste genocide in Europa. Wij dragen verantwoordelijkheid voor honderden mannen die daar vermoord zijn. Dat is niet mijn mening, dat is juridisch bewezen.’ (De Hoge Raad stelde de Nederlandse staat in 2019 deels aansprakelijk voor de dood van zo’n 350 Bosnische mannen, red.)
Fel: ‘Wij waren betrokken bij deze genocide. Niet alleen maar als toeschouwer. We waren bondgenoten van de daders! Dat gevoel van lotsverbondenheid mis ik. Jij zei aan het begin van dit gesprek dat je je te gast voelde bij de herdenking van de Srebrenica-genocide. Onzin! Dit is jouw geschiedenis, en de geschiedenis van alle Nederlanders.’
Dat wordt nog te weinig gevoeld?
‘Ja. Een museum kan helpen om daar verandering in te brengen. Het gebouw van het Joegoslaviëtribunaal is in het bezit van het Rijk. Als het verkocht wordt aan de hoogste bieder komen er kantoorpanden in. We moeten ons afvragen: willen we dat?’
Mustafić beantwoordt haar eigen retorische vraag: ‘ Er zijn zoveel mensen vermoord. We kunnen die levens niet zomaar opofferen en er niet van leren. Als we het Joegoslaviëtribunaal openstellen voor publiek, dan is het niet voor niets geweest. Dan hebben we een museum dat helpt om onze multiculturele samenleving te beschermen.’ Met een lachje: ‘Daar weegt toch geen kantoorpand tegenop.’
‘In Nederland zijn we geneigd te denken dat oorlog ons niet overkomt’
‘Het Joegoslaviëtribunaal staat iedere Bosniak op het netvlies gegrift’
‘Nederland is medeverantwoordelijk voor de laatste genocide in Europa’
Door Janna Toepoel
‘Maak van het Joegoslaviëtribunaal een museum’
Afgelopen mei deed een rechter de laatste uitspraak in het Joegoslaviëtribunaal. Het is nog niet bekend wat er gaat gebeuren met het gebouw waar negentig oorlogsmisdadigers werden veroordeeld. Srebrenica-overlevende Alma Mustafić (42) pleit ervoor er een museum van te maken. ‘Een van de weinige plekken waar je de genocide nog kan zien is het Joegoslaviëtribunaal, hier in Den Haag.’
Op dinsdag 11 juli 2023, precies 28 jaar na de genocide in Srebrenica, komt de Nederlands-Bosnische gemeenschap samen op het Lange Voorhout. Het is een gemêleerd gezelschap: gezinnen met kinderwagens en Bosnische vlaggen om de schouders; genocide-overlevenden in witte T-shirts met de tekst ‘Never forget Srebrenica’; een handvol Dutchbatters – sommigen in uniform, anderen in spijkerbroek, de militaire onderscheidingen op het overhemd gespeld.
Bosnisch en Nederlands klinkt door elkaar. Mensen omhelzen, halen herinneringen op en wisselen verhalen uit. Verhalen over ’s nachts tien keer je bed uitkomen om te checken of het raam wel echt op slot zit. Verhalen over vermoorde echtgenoten, broers, neven en buurjongens. Over een DNA-test moeten doen om erachter te komen of dat ene lichaam in het massagraf inderdaad je vader is.
Maar er wordt ook gesproken over Bosnische worstenbroodjes die in Nederland niet te krijgen zijn. Een vrouw met een kleurige hoofddoek deelt zelfgebakken koekjes uit; mensen vragen het recept en noteren ingrediënten in telefoons en zakagenda’s.
Temidden van deze drukte is Mustafić constant in beweging. Ze schudt handen, wisselt begroetingen uit, stelt mensen aan elkaar voor. Als een uur na de plechtigheid de meeste mensen weer naar huis zijn, zit zij nog na te praten op het terras. De volgende ochtend verschijnt ze desondanks alweer vroeg achter de computer. Ze zit in de woonkamer van haar huis in Utrecht; op de achtergrond klinken de geluiden van een jong gezin dat zich klaarmaakt voor de dag.
Hoe gaat het?
‘Het is altijd best wel veel, zo’n herdenking. In je hoofd ben je bezig met van alles en nog wat. Oude herinneringen komen bovendrijven. Ik ben ook benieuwd: hoe vond jij het?’
Ik vond het mooi. Het was bijzonder om als gast bij jullie herdenking aanwezig te zijn.
Mustafić knikt. ‘11 juli is altijd een moeilijke dag, maar het is goed om hem samen mee te maken.’
U bent geboren in Srebrenica.
‘Ja. Als mensen vragen wie ik ben, antwoord ik: Ik draag de naam Alma Mustafić en ik kom uit een land dat niet meer bestaat. Ik heb alles bewust meegemaakt. Toen de agressie in Bosnië begon was ik elf jaar oud; ik was veertien tijdens de val van Srebrenica. Ik werd gedwongen om snel volwassen te worden. Op het moment dat je beschoten wordt, houd je op met kind te zijn.’
Hoe was het om daar op te groeien?
‘Voor de oorlog bestond er nauwelijks verschil tussen Serviërs en Bosniërs. We deden alles samen. We vierden zowel Suikerfeest als Kerstmis met onze Servische vrienden. Als kind kon ik niet eens een priester van een imam onderscheiden. Voor mij was het één pot nat.’
Hoe wordt zo’n samenleving het toneel van genocide?
‘Geweld is er nooit plotseling. Het probleem is dat wij niet leren om de eerste tekenen te herkennen. Ik had een vriendinnetje met wie ik elke dag samen naar school liep. Op een dag vroeg ze opeens aan mij: “Wat ben je?” Daar had ik nog nooit bij stilgestaan. Ik wist het ook niet zo goed. We waren toch allemaal Joegoslaven?
Maar mijn vriendinnetje zei: “Nee, dat bedoel ik niet. Wat ben je écht?” Ze bonkte met haar vuist hard op de borst, en zei: “Ík ben een Servische.” Dat trotse nationalistische gevoel, de idioterie daarvan, werd plotseling zichtbaar. Ze voelde zich superieur. En dan ben je negen jaar oud.
Waarom stelt een 8-jarig kind zo’n vraag? Dat is het resultaat van jarenlange indoctrinatie. De ideologie van een Groot-Servië – het idee dat Serven recht hebben op een eigen land waarin geen plek is voor niet-Serven – werd al sinds de jaren tachtig verspreid. Documentaires, films en boeken bleven herhalen hoe veel Serviërs in de Tweede Wereldoorlog op beestachtige wijze waren vermoord door het Kroatische regime. De boodschap die gegeven werd was steeds hetzelfde: “Als we niet oppassen gebeurt dat weer. We moeten onszelf verdedigen.” Het uitroeien van “de ander” werd zo verkocht als zelfverdediging.’
Zagen jullie de oorlog aankomen?
‘Achteraf waren er genoeg signalen, maar we namen de ideologie van Groot-Servië niet serieus. De nationalisten waren in de minderheid; hun ideeën zouden nooit tussen ons en onze vrienden kunnen komen. Op de vooravond van de oorlog vertrokken Servische gezinnen uit Srebrenica. Alleen de mannen kwamen terug, in legeruniform. Dat had natuurlijk een teken moeten zijn. Je brengt niet je vrouw en kinderen weg als je niet van plan bent om het gebied in een slagveld te veranderen. Maar we wilden het niet weten.
Zelfs toen het Joegoslavische leger kwam – alleen Joegoslavisch in naam; alle niet-Serven waren ontslagen – geloofden we niet dat er oorlog zou komen. De soldaten namen overal posities in. Er werd gezegd dat het een oefening was. En dat geloof je dan. Je gelooft het allemaal, want alles is beter dan erkennen dat er oorlog komt.’
Mustafić zwijgt even en vervolgt: ‘“Wat ben jij?” Die vraag werd steeds belangrijker. De politiek speelde daar een grote rol in. Nationalistische politici zwengelden het wij-zij-denken aan.’ Ze werpt een doordringende blik in de camera. ‘En dit gaat niet alleen over Bosnië hè. Dit is niet iets uit het verleden.
Precies dezelfde signalen kon ik herkennen voordat de oorlog in Oekraïne uitbrak. Toen het Russische leger zich opstelde bij de grens van Oekraïne werd ook gezegd dat het om een oefening ging. Net als destijds in Srebrenica. Maar dan zet je de tv aan en dan zie je nota bene een Nederlandse generaal zeggen: “Wij weten nog niet zeker of er oorlog komt.” Wat voor flutgeneraal ben je dan? Als je dat op zo’n moment nog niet zeker weet!’
De geschiedenis herhaalt zich?
‘Absoluut, en daarom moeten we leren die eerste fase van genocide te herkennen. Wanneer ontstaan vanuit onschuldig wij-zij-denken, bijvoorbeeld in een voetbalstadion, ideeën over superioriteit? Hoe herken je de discriminatie die daar weer uit voortkomt? Dit lijken kleine dingen, maar het zijn allemaal stapjes die kunnen leiden tot geweld.
Hier in het westen worden we pas wakker wanneer er daadwerkelijk een volk wordt uitgeroeid. Dan roept iedereen: “Oh, we moeten iets doen!” Maar op het moment dat de oorlog al is uitgebroken, heb je zwaar geschut nodig. Hoe eerder je de signalen herkent, hoe effectiever je kan ingrijpen.’
Nu zien we die signalen niet?
‘Niet voldoende. Daarom zou het zo mooi zijn om van het Joegoslaviëtribunaal een museum te maken waar we kunnen leren van de geschiedenis. Hoe heeft het kunnen gebeuren dat in 1991-’92 in hartje Europa concentratiekampen werden opgericht? Welke ideologie heeft daartoe geleid? In Nederland zijn we geneigd te denken dat oorlog ons niet overkomt.
Maar weet je wie dat ook dachten? De Syriërs. De Oekraïners. Wij, in Joegoslavië. Juist in Nederland, in onze multiculturele samenleving, is het belangrijk dat we alert zijn op de eerste tekenen van oorlog en geweld. Daarom hebben we hier een vredesmuseum nodig.’
Denkt u dat in Nederland ook genocide plaats kan vinden?
‘Natuurlijk. In Joegoslavië leefden we samen. In Nederland niet. Wij leven hier volstrekt langs elkaar heen. Wij vieren geen kerst met Marokkanen en Turken. Ik ken weinig mensen die met Suikerfeest autochtone, witte Nederlanders uitnodigen. En andersom net zo. Als kind wist ik niet eens welk feest voor christenen was en welk feest voor moslims. Nationalistische politiek, polarisatie, discriminatie en oorlogspropaganda hebben de Joegoslavische samenleving in een paar jaar zo vergiftigd dat er een genocide plaatsvond. Als zoiets daar kan gebeuren, kan het hier zeker.’
U wilt het Joegoslaviëtribunaal omvormen tot vredesmuseum. Waarom per se daar?
‘Op de Bosnische televisie werd bijna dertig jaar lang live verslag gedaan van het Joegoslaviëtribunaal, en altijd kwam dat gebouw in beeld. Het staat iedere Bosniër op het netvlies gegrift. Voor elk proces kwamen we daar samen; de genocide-overlevenden, journalisten, wetenschappers… Op het plein voor het gebouw wachtten we op de uitspraak. Er is daar echt een community ontstaan van mensen die zich verbonden voelen met het Joegoslaviëtribunaal. Elk nieuw proces was voor ons ook een soort reünie.’
Stond u daar ook?
‘Ik was student en volgde de processen intensief. Soms stond ik bij het gebouw, soms keek ik live mee via de Bosnische televisie. Als ik naar college moest, las ik thuis de transcripten terug, vaak tot twee uur ’s nachts. Zo zag mijn leven eruit. Overdag studeren en ’s avonds teruglezen wat er die dag gezegd was tijdens het Joegoslaviëtribunaal.’
Er valt een korte stilte. ‘Zo ben ik er achter gekomen dat mijn vader dood is. Lezend in een transcript. Het was de getuigenis van een genocide-overlever. Hij was op dezelfde plek aan de kant gezet als mijn vader. Die man beschrijft van minuut tot minuut wat er gebeurd is. Hoe ze werden vastgehouden in het schoolgebouw. Hoe ze werden gemarteld. Aan het eind van zijn getuigenis vraagt de rechter aan hem – het was in het Engels – “Did you recognize any of the dead bodies” En hij zei: “Ja. Mijn buurman Rizo.” Mijn vader.
Op dat moment werd het werkelijkheid. Het was tien jaar na de genocide, maar toen pas besefte ik: hij is dood. Iemand heeft hem dood gezien.’
Stilte. ‘Dat is voor mij ook waar dat gebouw voor staat.’
Voor de Bosnische gemeenschap heeft het gebouw emotionele waarde.
‘Emotionele en historische waarde. Het Joegoslaviëtribunaal heeft ons onwijs veel gebracht, maar ook gekost. We hebben er in geïnvesteerd. In dat gebouw zit zoveel sociaal kapitaal, zoveel moeite, gedaan door zoveel mensen, om de daders te straffen. Gaan we dat allemaal weggooien?
Dat is gebeurd in voormalig Joegoslavië. Daar is alle geschiedenis overgeverfd. Massa-executieplaatsen zijn maisvelden geworden. Gebouwen waar mensen werden gemarteld worden gebruikt als kantoor. Een van de weinige plekken waar je de genocide nog kan zien is het Joegoslaviëtribunaal, hier in Den Haag.’
Hoort het museum thuis in Den Haag?
‘Het museum hoort thuis in Den Haag en het museum hoort thuis in Nederland. Den Haag profileert zich als stad van vrede en rechtvaardigheid. De misdadigers van de Srebrenica-genocide hebben hier hun veroordeling aangehoord. Wij Nederlanders zijn medeverantwoordelijk voor de laatste genocide in Europa. Wij dragen verantwoordelijkheid voor honderden mannen die daar vermoord zijn. Dat is niet mijn mening, dat is juridisch bewezen.’ (De Hoge Raad stelde de Nederlandse staat in 2019 deels aansprakelijk voor de dood van zo’n 350 Bosnische mannen, red.)
Fel: ‘Wij waren betrokken bij deze genocide. Niet alleen maar als toeschouwer. We waren bondgenoten van de daders! Dat gevoel van lotsverbondenheid mis ik. Jij zei aan het begin van dit gesprek dat je je te gast voelde bij de herdenking van de Srebrenica-genocide. Onzin! Dit is jouw geschiedenis, en de geschiedenis van alle Nederlanders.’
Dat wordt nog te weinig gevoeld?
‘Ja. Een museum kan helpen om daar verandering in te brengen. Het gebouw van het Joegoslaviëtribunaal is in het bezit van het Rijk. Als het verkocht wordt aan de hoogste bieder komen er kantoorpanden in. We moeten ons afvragen: willen we dat?’
Mustafić beantwoordt haar eigen retorische vraag: ‘ Er zijn zoveel mensen vermoord. We kunnen die levens niet zomaar opofferen en er niet van leren. Als we het Joegoslaviëtribunaal openstellen voor publiek, dan is het niet voor niets geweest. Dan hebben we een museum dat helpt om onze multiculturele samenleving te beschermen.’ Met een lachje: ‘Daar weegt toch geen kantoorpand tegenop.’
Alma Mustafić is econoom en onderwijskundige en werkt bij de Hogeschool Utrecht. Ze verloor talloze familieleden bij de genocide in Srebrenica. Een arrest van de Hoge Raad stelde de Nederlandse staat verantwoordelijk voor de moord op haar vader, die bij haar in dienst was. Mustafić zet zich in om voorlichting te geven over mensenrechten en genocide. In 2020 en ’21 stond ze op het podium in het toneelstuk Gevaarlijke namen, samen met Dutchbatter Raymond Braat.
Neurenberg
Architect Sabina Tanoviċ houdt zich bezig met de vormgeving van herdenkingsplaatsen – ‘gecompliceerd cultureel erfgoed’ – en adviseert de werkgroep die zich inzet voor een Srebrenica-monument in Den Haag. De werkroep zou graag zien dat het gebouw van het Joegoslaviëtribunaal publiek toegankelijk wordt, als museum en wellicht als onderzoekscentrum.
Tamovič stelt: ‘Het Joegoslaviëtribunaal is onderdeel van onze collectieve Europese geschiedenis. Als we dat niet inzien, gebeurt in Den Haag hetzelfde als in Neurenberg, waar in 1946 de belangrijkste nazi-kopstukken veroordeeld zijn. Dat tribunaal werd na afloop van de processen ontmanteld. Pas in tweede instantie zag men het belang van die plek; niet alleen als plaats van herinnering, maar vooral als een op de toekomst gericht museum.
Voor zowel Den Haag als Neurenberg geldt: Laat zien wat hier heeft plaatsgevonden, en geef burgers de handvatten om te voorkomen dat het ooit weer gebeurt.’
3 juni 2011: Nabestaanden verlaten het Joegoslaviëtribunaal waar de Servische oud-generaal Ratko Mladic voor het eerst is voorgeleid.
Foto Martijn Beekman/Haags Gemeentearchief
Herdenking van de slachtoffers van de genocide in Srebrenica op het Plein in 2018.
Juli 2007. Een slachtoffer van de genocide wordt herbegraven in Potocari.
Foto Adam Jones/Wikimedia
Het gebouw van het Joegoslaviëtribunaal is collectief Europees Erfgoed en zou gebruikt kunnen worden als museum of onderzoekscentrum.
Foto Dienst Stedelijke Ontwikkeling/Haags Gemeentearchief